Skip to content
foto Kitty de Laat-5

De droom van Kitty de Laat

“Een sterke samenleving toont zich door de aandacht voor de zwakste schakel”

Hoe zien professionals en ervaringsdeskundigen de toekomst van de kwaliteit van wonen, leven en zorg voor mensen met een levenslange beperking? Wat zijn hun dromen en ideeën voor verbetering? En wat kunnen we van elkaar leren om het mensen met een levenslange beperking leven van mensen die het niet helemaal alleen redden, verder te verbeteren?

Kitty de Laat, directeur-bestuurder bij SMO regio Helmond, toezichthouder bij Het Juridisch Loket en bestuurslid bij Valente, de academische werkplaats Impuls Onderzoek en SaldoPlus, vertelt over haar ultieme ‘woonvormdroom’ voor de toekomst.

Wat drijft jou in je werk?
“Ooit heb ik de opleiding culturele en maatschappelijke vorming gedaan. Als ik terugkijk op mijn carrière tot nu toe, ben ik eigenlijk altijd binnen dat gebied werkzaam geweest: bij de arbeidsvoorziening, in het sociaal domein bij de gemeente, bij een welzijnsorganisatie en nu dan in de wereld van dak- en thuislozen. Iedere keer voeg ik een soort van bloemblaadjes toe aan mijn verhaal over hoe de zwakste schakel in de samenleving zich sterker kan maken, zodat het geheel ook sterker wordt.”

Wat is jouw droom als je kijkt naar de kwaliteit van wonen en leven voor kwetsbare doelgroepen?
“Laten we om te beginnen vooral stoppen met het denken en doen in doelgroepen. We hebben het gewoon over mensen. Bij SMO regio Helmond doen we dat ook. Binnen onze complexen wonen verschillende mensen met verschillende achtergronden bij elkaar. Bij ons vind je bijvoorbeeld vrouwen met kinderen in hetzelfde huis als mensen met een verslavingsproblematiek. Het loopt bij ons allemaal door elkaar – jongeren, mensen met een verstandelijke beperking – een minisamenleving.”

“Mijn droom is dat we niet alleen gemengd wonen binnen de muren van onze complexen, maar juist ook in de wijk. Je zou eigenlijk helemaal geen nieuwe woon-zorgcomplexen moeten willen. De samenleving zou één groot woon-zorgcomplex moeten zijn. Elk nieuw apart woon-zorgcomplex dat je bouwt, en elke dakloze die bij ons binnenkomt, is er één te veel in mijn beleving.”

Wat is er volgens jou voor nodig om die gemengde samenleving mogelijk te maken?
“Ik zie de afstand tussen enerzijds de mensen die bij ons wonen of via ons begeleid wonen, en anderzijds de rest van de samenleving nog steeds groter worden. Wil je mensen echt samenbrengen, dan is de-stigmatisering een enorm belangrijk thema om mee aan de slag te gaan.”

“Neem bijvoorbeeld een project in een buurt waar we studio’s voor dak- en thuislozen in een bestaand gebouw realiseren. Eén of twee buurtbewoners verzetten zich in allerlei toonaarden, maar als we ze uitnodigen om kennis te maken met hun buren, komen ze niet opdagen. Voor sommigen kan zo’n kennismaking mogelijk te confronterend zijn. Zij realiseren zich dan dat ze nu nog aan de goede kant van de lijn staan, maar dat het henzelf ook kan overkomen.”

“In zo’n buurtsituatie moet je heel veel doen – samen met de buren die het wél willen – om dat toch te laten werken. Zo hebben we van de mensen die er komen te wonen in de opvang en via beschermd wonen, portretten gemaakt. Daarmee krijgen de nieuwe bewoners een gezicht en worden daklozen weer gewoon mensen. Ook richten we het nieuwe gebouw zo in dat er ruimte is om met buurtbewoners samen te eten en kennis te maken.”

Welke succesfactoren zijn nog meer van belang om gemengde buurten mogelijk te maken?
“Voor de meest kwetsbare bewoners is individuele begeleiding zeker in het begin essentieel. Je moet rekenen op een jaar of drie begeleiding. Het mooie van ambulante begeleiders is dat ze meteen de ogen en oren kunnen vormen om in zo’n flat te zien wat er nog nodig is aan voorzieningen en begeleiding om een hechtere gemeenschap te creëren.”

“We zijn sowieso bezig om met woningcorporaties meer inhoud te geven aan sociaal beheer. Schoolvoorbeeld vind ik een project in Utrecht waar dak- en thuislozen, ouderen en gezinnen met elkaar in één flat wonen. De corporatie heeft daar een huisbeheerder aangesteld, die nu eigenlijk meer een sociaal werker is dan huismeester. Mensen moeten daar leren om op zo’n nieuwe manier samen te leven. Als samenleving zijn we dat helemaal verleerd: een beetje normaal samenleven.”

“Je ziet bij dat project in Utrecht overigens ook dat daklozen in zo’n nieuwe woonomgeving veel beter voor zichzelf zorgen en meer interesse hebben voor elkaar. Een prachtig resultaat.”

Bij zo’n groep als daklozen is het herstelvermogen groot. In hoeverre kunnen ook mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking mee in zo’n transitie van individueel naar samen wonen? Bij hen is dat vermogen om grote stappen vooruit te zetten, doorgaans kleiner.
“Ook voor hen is plek in die nieuwe gemengde woonomgeving. We werken vanuit de krachtwerkmethode: voor iedereen is er hoop op perspectief. Ook mensen met een verstandelijke beperking kunnen stapje voor stapje meer grip krijgen op hun leven. Als je maar heel erg naar het individu kijkt en daarbij op maat de ondersteuning organiseert.”

Kijkend naar de inclusievere samenleving, wat is dan de rol voor de overheid?
“Bij de beweging van barmhartigheid heb ik ooit deze uitspraak meegekregen: een sterke samenleving toont zich door de aandacht voor de zwakste schakel. Dat moet die samenleving zelf doen, niet de overheid of wie dan ook. Dat moeten we gewoon met z’n allen doen.”

“Voor mensen die op of onder het minimumniveau leven, zal dat niet makkelijk zijn. Die hebben het soms zo slecht dat ze het optimisme niet kunnen opbrengen en het gat naar de uitgang niet meer zien. Daarom ben ik een fel pleitbezorger voor het fors verhogen van het minimumloon, zodat mensen niet langer afhankelijk zijn van extra toelagen. Indirect draagt dat ook bij aan een succesvolle gemengde samenleving.”

foto Kitty de Laat-5

De droom van Kitty de Laat

“Een sterke samenleving toont zich door de aandacht voor de zwakste schakel”

Hoe zien professionals en ervaringsdeskundigen de toekomst van de kwaliteit van wonen, leven en zorg voor mensen met een levenslange beperking? Wat zijn hun dromen en ideeën voor verbetering? En wat kunnen we van elkaar leren om het mensen met een levenslange beperking leven van mensen die het niet helemaal alleen redden, verder te verbeteren?

Kitty de Laat, directeur-bestuurder bij SMO regio Helmond, toezichthouder bij Het Juridisch Loket en bestuurslid bij Valente, de academische werkplaats Impuls Onderzoek en SaldoPlus, vertelt over haar ultieme ‘woonvormdroom’ voor de toekomst.

Wat drijft jou in je werk?
“Ooit heb ik de opleiding culturele en maatschappelijke vorming gedaan. Als ik terugkijk op mijn carrière tot nu toe, ben ik eigenlijk altijd binnen dat gebied werkzaam geweest: bij de arbeidsvoorziening, in het sociaal domein bij de gemeente, bij een welzijnsorganisatie en nu dan in de wereld van dak- en thuislozen. Iedere keer voeg ik een soort van bloemblaadjes toe aan mijn verhaal over hoe de zwakste schakel in de samenleving zich sterker kan maken, zodat het geheel ook sterker wordt.”

Wat is jouw droom als je kijkt naar de kwaliteit van wonen en leven voor kwetsbare doelgroepen?
“Laten we om te beginnen vooral stoppen met het denken en doen in doelgroepen. We hebben het gewoon over mensen. Bij SMO regio Helmond doen we dat ook. Binnen onze complexen wonen verschillende mensen met verschillende achtergronden bij elkaar. Bij ons vind je bijvoorbeeld vrouwen met kinderen in hetzelfde huis als mensen met een verslavingsproblematiek. Het loopt bij ons allemaal door elkaar – jongeren, mensen met een verstandelijke beperking – een minisamenleving.”

“Mijn droom is dat we niet alleen gemengd wonen binnen de muren van onze complexen, maar juist ook in de wijk. Je zou eigenlijk helemaal geen nieuwe woon-zorgcomplexen moeten willen. De samenleving zou één groot woon-zorgcomplex moeten zijn. Elk nieuw apart woon-zorgcomplex dat je bouwt, en elke dakloze die bij ons binnenkomt, is er één te veel in mijn beleving.”

Wat is er volgens jou voor nodig om die gemengde samenleving mogelijk te maken?
“Ik zie de afstand tussen enerzijds de mensen die bij ons wonen of via ons begeleid wonen, en anderzijds de rest van de samenleving nog steeds groter worden. Wil je mensen echt samenbrengen, dan is de-stigmatisering een enorm belangrijk thema om mee aan de slag te gaan.”

“Neem bijvoorbeeld een project in een buurt waar we studio’s voor dak- en thuislozen in een bestaand gebouw realiseren. Eén of twee buurtbewoners verzetten zich in allerlei toonaarden, maar als we ze uitnodigen om kennis te maken met hun buren, komen ze niet opdagen. Voor sommigen kan zo’n kennismaking mogelijk te confronterend zijn. Zij realiseren zich dan dat ze nu nog aan de goede kant van de lijn staan, maar dat het henzelf ook kan overkomen.”

“In zo’n buurtsituatie moet je heel veel doen – samen met de buren die het wél willen – om dat toch te laten werken. Zo hebben we van de mensen die er komen te wonen in de opvang en via beschermd wonen, portretten gemaakt. Daarmee krijgen de nieuwe bewoners een gezicht en worden daklozen weer gewoon mensen. Ook richten we het nieuwe gebouw zo in dat er ruimte is om met buurtbewoners samen te eten en kennis te maken.”

Welke succesfactoren zijn nog meer van belang om gemengde buurten mogelijk te maken?
“Voor de meest kwetsbare bewoners is individuele begeleiding zeker in het begin essentieel. Je moet rekenen op een jaar of drie begeleiding. Het mooie van ambulante begeleiders is dat ze meteen de ogen en oren kunnen vormen om in zo’n flat te zien wat er nog nodig is aan voorzieningen en begeleiding om een hechtere gemeenschap te creëren.”

“We zijn sowieso bezig om met woningcorporaties meer inhoud te geven aan sociaal beheer. Schoolvoorbeeld vind ik een project in Utrecht waar dak- en thuislozen, ouderen en gezinnen met elkaar in één flat wonen. De corporatie heeft daar een huisbeheerder aangesteld, die nu eigenlijk meer een sociaal werker is dan huismeester. Mensen moeten daar leren om op zo’n nieuwe manier samen te leven. Als samenleving zijn we dat helemaal verleerd: een beetje normaal samenleven.”

“Je ziet bij dat project in Utrecht overigens ook dat daklozen in zo’n nieuwe woonomgeving veel beter voor zichzelf zorgen en meer interesse hebben voor elkaar. Een prachtig resultaat.”

Bij zo’n groep als daklozen is het herstelvermogen groot. In hoeverre kunnen ook mensen met bijvoorbeeld een verstandelijke beperking mee in zo’n transitie van individueel naar samen wonen? Bij hen is dat vermogen om grote stappen vooruit te zetten, doorgaans kleiner.
“Ook voor hen is plek in die nieuwe gemengde woonomgeving. We werken vanuit de krachtwerkmethode: voor iedereen is er hoop op perspectief. Ook mensen met een verstandelijke beperking kunnen stapje voor stapje meer grip krijgen op hun leven. Als je maar heel erg naar het individu kijkt en daarbij op maat de ondersteuning organiseert.”

Kijkend naar de inclusievere samenleving, wat is dan de rol voor de overheid?
“Bij de beweging van barmhartigheid heb ik ooit deze uitspraak meegekregen: een sterke samenleving toont zich door de aandacht voor de zwakste schakel. Dat moet die samenleving zelf doen, niet de overheid of wie dan ook. Dat moeten we gewoon met z’n allen doen.”

“Voor mensen die op of onder het minimumniveau leven, zal dat niet makkelijk zijn. Die hebben het soms zo slecht dat ze het optimisme niet kunnen opbrengen en het gat naar de uitgang niet meer zien. Daarom ben ik een fel pleitbezorger voor het fors verhogen van het minimumloon, zodat mensen niet langer afhankelijk zijn van extra toelagen. Indirect draagt dat ook bij aan een succesvolle gemengde samenleving.”

voor.”