De droom van Nyncke Bouma
“Niet over mensen praten, maar mét mensen praten en naar ze luisteren”
Hoe zien professionals en ervaringsdeskundigen de toekomst van de kwaliteit van wonen, leven en zorg voor kwetsbare mensen? Wat zijn hun dromen en ideeën voor verbetering? En wat kunnen we van elkaar leren om het leven van mensen die het niet helemaal alleen redden, verder te verbeteren? Nyncke Bouma, toezichthouder in de zorg en corporatiesector, vertelt over haar ‘droomsamenleving’.
Sinds een aantal jaren leg je je helemaal toe op het toezichthouderschap. Dat doe je nu voor drie zorgorganisaties en één woningcorporatie. Hoe ben je naar die rol toegegroeid?
“Ik heb als verpleegkundige in alle sectoren gewerkt en ervaring in het buitenland opgedaan. Toen ik terug in Nederland in een ziekenhuis ging werken, begon ik er al vrij vroeg wat van te vinden. Waarom gaat alles zoals het gaat? Na een aantal opleidingen ben ik toen diverse leidinggevende functies gaan vervullen: van hoofdverpleegkundige tot coördinerend manager op de IC.”
“Vervolgens heb ik de overstap gemaakt naar de langdurige zorg. Ik ben in de sector blijven hangen, omdat juist daar de kwaliteit van leven zo belangrijk is. Neem bijvoorbeeld een RIBW. Je ziet dat kwetsbare mensen nog steeds aan de zijkant van de samenleving staan en niet gehoord of gezien worden. Maar mensen hebben altijd talenten. Het aanmoedigen van die talenten en het luisteren naar wensen maakt dat zij zich ontwikkelen en kwaliteit van leven ervaren.”
“Meedoen, participeren – daarvoor heb ik me in verschillende management- en bestuurlijke functies ingezet. Zo ben ik uiteindelijk in het toezichthoudende werk gerold. Inmiddels ben ik toezichthouder in onder meer de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, maatschappelijke opvang en bij een corporatie. Wat mij opvalt is dat mensen die in bepaalde sectoren werken, weinig weten wat er elders gebeurt. En dat terwijl er tussen die sectoren veel overlap is. Als toezichthouder kan ik die dwarsverbanden goed leggen. Ik heb daar veel plezier in en mijn werkervaring komt daarbij goed van pas.”
Wat is jouw droom?
“Binnen de zorg-, welzijns- en corporatiesector moet er veel meer aandacht zijn voor de kwaliteit van zorg. Waar wordt een cliënt, bewoner of huurder nou echt beter van? Vraag het de mensen zelf! Ze hebben misschien een afstand of beperking, maar kunnen heel goed aangeven wat zij zelf belangrijk vinden. Dus laten we niet óver de mensen praten, maar laten we naar ze luisteren en met ze praten.”
“Neem bijvoorbeeld het thema decentralisatie in wonen. We bedenken met z’n allen dat iedereen in de wijk wil wonen en het liefst zo zelfstandig mogelijk. Maar is dat wel wat mensen willen? Een lid van een cliëntenraad zei ooit tegen me: ‘Ik wil helemaal niet alleen wonen, want dat staat voor mij voor eenzaamheid. En dan gaat het niet goed met mij.’ Kortom, ga het de mensen vragen.”
Als de oplossing ligt in het luisteren naar wat mensen echt willen, waarom gebeurt dat dan niet?
“Veel zorgorganisaties worden nog gehinderd door de systemen en het geld. Een dossier is pas op orde als er twintig vinkjes zijn gezet, waarvan er misschien tien niet eens van toepassing zijn op de persoon om wie het gaat. Natuurlijk, het is lastig als de inspectie, accountant of financier op bezoek komt en constateert dat er dingen anders gaan dan wat er bijvoorbeeld per ZZP geleverd moet worden. Mijn idee is dan: laat deze partijen meelopen, -luisteren en -kijken naar hoe het anders kan. En leg uit waarom je een oudere bijvoorbeeld wel een zachtgekookt ei gunt.”
“Laatst las ik dat ze in Den Haag beleid bedenken over hoe ze het geluk terugbrengen in de zorg. Dan denk ik: doe normaal! Zorgprofessionals wíllen juist in die sector werken, omdat zij de ambitie hebben om goede dingen mogelijk te maken. Maar ze raken die ambitie mogelijk kwijt als ze in de systemen verstrikt raken.”
Zie jij in je toezichthouderspraktijk ook hoe het anders kan?
“Er is een kleinere zorgorganisatie, waar ik zo verschrikkelijk gelukkig van word. De bestuurders zitten dicht op de uitvoering. Toegegeven, dat maakt het soms moeilijk om toezicht te houden, maar er wordt zo liefdevol met de mensen omgegaan. Regelmatig durven ze – in overleg met de familie – van de regels af te wijken. Hun gedachte: als iemand daar nou beter van wordt, dan doe je dat toch? Natuurlijk, als je ouderen naar buiten laat gaan, is er een risico dat ze uitglijden, maar dan genieten ze wel van het geluk van buiten.”
“Bij die club gebeuren er goede en mooie dingen. Uiteraard kunnen ze dat makkelijker doen door hun kleinschaligheid, maar het is ook bij grotere organisaties mogelijk. Als je het maar kleinschaliger organiseert, als je je maar richt op die aspecten van de kwaliteit van leven die mensen zelf niet kunnen organiseren, en als je maar denkt in het waarmaken van mogelijkheden.”
Wat is er op bestuurlijk en toezichthoudend niveau nodig om je droom te laten slagen?
“Wat mij betreft begint het allemaal met het bestuurlijke lef om het anders te doen. Om collega’s in de uitvoering de ruimte te bieden om zelf oplossingen te bedenken die beter passen bij de mensen voor wie ze zorgen. Medewerkers moeten niet continu op hun vingers getikt worden, maar juist aangemoedigd worden. En gaat het mis, dan moet iemand het vertrouwen hebben om zonder grote gevolgen te kunnen zeggen dat er iets fout is gegaan.”
“De Raad van Toezicht moet op zijn beurt een echte partner voor de bestuurder zijn. In de ‘old school’ toezichtrol wordt er vooral gekeken of het huis en de financiën op orde zijn. Vaak komt de raad dan alleen maar aan het eind langs om alles goed of af te keuren. Maar ik vind dat je als toezichthouder lef moet hebben om continu mee te denken en je ervaring in te zetten. Weliswaar heb je je rollen te kennen en moet je rolbewust zijn, maar je hebt ook een maatschappelijke opdracht samen.”
“Bij een zorgorganisatie hebben we nu – naast de reguliere bijeenkomsten – regelmatig een informeel gesprek met het bestuur zonder dat er notulen worden gemaakt. Die bestuurder voelt zich zo gehoord en veilig dat er nu zaken worden besproken die eerder niet werden gedeeld. Dan kun je echt wat voor elkaar betekenen.”
Krijg je binnen de raden de handen op elkaar voor jouw ideeën voor bestuur en toezicht?
“Velen zien mij gelukkig als een vakvrouw die ergens voor staat. Sommigen hebben zo hun vragen bij – wat ze noemen – mijn softe aanpak, mijn focus op verbinding. Maar mij gaat het erom dat je iemands talenten helpt ontwikkelen, dat je de kracht van mensen en organisaties laat functioneren. Met die aanpak lukt dat.”
“En wat die softe kant betreft: ik vind het juist heel belangrijk om je persoonlijke zelf mee te nemen. Wil je elkaar ontmoeten in samenwerking en begeleiding, dan is het van waarde om van elkaar te weten vanuit welke referentiekader je dingen doet en daarvoor open blijft staan. Op zo’n manier kunnen we elkaar nog beter verstaan en nog steviger samenwerken aan een betere kwaliteit van zorg.”
De droom van Nyncke Bouma
“Niet over mensen praten, maar mét mensen praten en naar ze luisteren”
Hoe zien professionals en ervaringsdeskundigen de toekomst van de kwaliteit van wonen, leven en zorg voor kwetsbare mensen? Wat zijn hun dromen en ideeën voor verbetering? En wat kunnen we van elkaar leren om het leven van mensen die het niet helemaal alleen redden, verder te verbeteren? Nyncke Bouma, toezichthouder in de zorg en corporatiesector, vertelt over haar ‘droomsamenleving’.
Sinds een aantal jaren leg je je helemaal toe op het toezichthouderschap. Dat doe je nu voor drie zorgorganisaties en één woningcorporatie. Hoe ben je naar die rol toegegroeid?
“Ik heb als verpleegkundige in alle sectoren gewerkt en ervaring in het buitenland opgedaan. Toen ik terug in Nederland in een ziekenhuis ging werken, begon ik er al vrij vroeg wat van te vinden. Waarom gaat alles zoals het gaat? Na een aantal opleidingen ben ik toen diverse leidinggevende functies gaan vervullen: van hoofdverpleegkundige tot coördinerend manager op de IC.”
“Vervolgens heb ik de overstap gemaakt naar de langdurige zorg. Ik ben in de sector blijven hangen, omdat juist daar de kwaliteit van leven zo belangrijk is. Neem bijvoorbeeld een RIBW. Je ziet dat kwetsbare mensen nog steeds aan de zijkant van de samenleving staan en niet gehoord of gezien worden. Maar mensen hebben altijd talenten. Het aanmoedigen van die talenten en het luisteren naar wensen maakt dat zij zich ontwikkelen en kwaliteit van leven ervaren.”
“Meedoen, participeren – daarvoor heb ik me in verschillende management- en bestuurlijke functies ingezet. Zo ben ik uiteindelijk in het toezichthoudende werk gerold. Inmiddels ben ik toezichthouder in onder meer de ouderenzorg, gehandicaptenzorg, maatschappelijke opvang en bij een corporatie. Wat mij opvalt is dat mensen die in bepaalde sectoren werken, weinig weten wat er elders gebeurt. En dat terwijl er tussen die sectoren veel overlap is. Als toezichthouder kan ik die dwarsverbanden goed leggen. Ik heb daar veel plezier in en mijn werkervaring komt daarbij goed van pas.”
Wat is jouw droom?
“Binnen de zorg-, welzijns- en corporatiesector moet er veel meer aandacht zijn voor de kwaliteit van zorg. Waar wordt een cliënt, bewoner of huurder nou echt beter van? Vraag het de mensen zelf! Ze hebben misschien een afstand of beperking, maar kunnen heel goed aangeven wat zij zelf belangrijk vinden. Dus laten we niet óver de mensen praten, maar laten we naar ze luisteren en met ze praten.”
“Neem bijvoorbeeld het thema decentralisatie in wonen. We bedenken met z’n allen dat iedereen in de wijk wil wonen en het liefst zo zelfstandig mogelijk. Maar is dat wel wat mensen willen? Een lid van een cliëntenraad zei ooit tegen me: ‘Ik wil helemaal niet alleen wonen, want dat staat voor mij voor eenzaamheid. En dan gaat het niet goed met mij.’ Kortom, ga het de mensen vragen.”
Als de oplossing ligt in het luisteren naar wat mensen echt willen, waarom gebeurt dat dan niet?
“Veel zorgorganisaties worden nog gehinderd door de systemen en het geld. Een dossier is pas op orde als er twintig vinkjes zijn gezet, waarvan er misschien tien niet eens van toepassing zijn op de persoon om wie het gaat. Natuurlijk, het is lastig als de inspectie, accountant of financier op bezoek komt en constateert dat er dingen anders gaan dan wat er bijvoorbeeld per ZZP geleverd moet worden. Mijn idee is dan: laat deze partijen meelopen, -luisteren en -kijken naar hoe het anders kan. En leg uit waarom je een oudere bijvoorbeeld wel een zachtgekookt ei gunt.”
“Laatst las ik dat ze in Den Haag beleid bedenken over hoe ze het geluk terugbrengen in de zorg. Dan denk ik: doe normaal! Zorgprofessionals wíllen juist in die sector werken, omdat zij de ambitie hebben om goede dingen mogelijk te maken. Maar ze raken die ambitie mogelijk kwijt als ze in de systemen verstrikt raken.”
Zie jij in je toezichthouderspraktijk ook hoe het anders kan?
“Er is een kleinere zorgorganisatie, waar ik zo verschrikkelijk gelukkig van word. De bestuurders zitten dicht op de uitvoering. Toegegeven, dat maakt het soms moeilijk om toezicht te houden, maar er wordt zo liefdevol met de mensen omgegaan. Regelmatig durven ze – in overleg met de familie – van de regels af te wijken. Hun gedachte: als iemand daar nou beter van wordt, dan doe je dat toch? Natuurlijk, als je ouderen naar buiten laat gaan, is er een risico dat ze uitglijden, maar dan genieten ze wel van het geluk van buiten.”
“Bij die club gebeuren er goede en mooie dingen. Uiteraard kunnen ze dat makkelijker doen door hun kleinschaligheid, maar het is ook bij grotere organisaties mogelijk. Als je het maar kleinschaliger organiseert, als je je maar richt op die aspecten van de kwaliteit van leven die mensen zelf niet kunnen organiseren, en als je maar denkt in het waarmaken van mogelijkheden.”
Wat is er op bestuurlijk en toezichthoudend niveau nodig om je droom te laten slagen?
“Wat mij betreft begint het allemaal met het bestuurlijke lef om het anders te doen. Om collega’s in de uitvoering de ruimte te bieden om zelf oplossingen te bedenken die beter passen bij de mensen voor wie ze zorgen. Medewerkers moeten niet continu op hun vingers getikt worden, maar juist aangemoedigd worden. En gaat het mis, dan moet iemand het vertrouwen hebben om zonder grote gevolgen te kunnen zeggen dat er iets fout is gegaan.”
“De Raad van Toezicht moet op zijn beurt een echte partner voor de bestuurder zijn. In de ‘old school’ toezichtrol wordt er vooral gekeken of het huis en de financiën op orde zijn. Vaak komt de raad dan alleen maar aan het eind langs om alles goed of af te keuren. Maar ik vind dat je als toezichthouder lef moet hebben om continu mee te denken en je ervaring in te zetten. Weliswaar heb je je rollen te kennen en moet je rolbewust zijn, maar je hebt ook een maatschappelijke opdracht samen.”
“Bij een zorgorganisatie hebben we nu – naast de reguliere bijeenkomsten – regelmatig een informeel gesprek met het bestuur zonder dat er notulen worden gemaakt. Die bestuurder voelt zich zo gehoord en veilig dat er nu zaken worden besproken die eerder niet werden gedeeld. Dan kun je echt wat voor elkaar betekenen.”
Krijg je binnen de raden de handen op elkaar voor jouw ideeën voor bestuur en toezicht?
“Velen zien mij gelukkig als een vakvrouw die ergens voor staat. Sommigen hebben zo hun vragen bij – wat ze noemen – mijn softe aanpak, mijn focus op verbinding. Maar mij gaat het erom dat je iemands talenten helpt ontwikkelen, dat je de kracht van mensen en organisaties laat functioneren. Met die aanpak lukt dat.”
“En wat die softe kant betreft: ik vind het juist heel belangrijk om je persoonlijke zelf mee te nemen. Wil je elkaar ontmoeten in samenwerking en begeleiding, dan is het van waarde om van elkaar te weten vanuit welke referentiekader je dingen doet en daarvoor open blijft staan. Op zo’n manier kunnen we elkaar nog beter verstaan en nog steviger samenwerken aan een betere kwaliteit van zorg.”